Blogs 100 jaar Jo Visser fonds

Herinneringen ophalen #4

Honderd jaar geleden richtte mej. Jo Visser samen met medestanders Vereniging Het Zonnehuis op. Haar wens was een warm tehuis voor chronisch zieken die niet meer thuis verzorgd konden worden. Hoe zij dit deed met 7 stuivers leest u op deze website. Ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan zijn (oud-)collega’s, bestuursleden en relaties gevraagd om hun herinneringen vast te leggen in een persoonlijke blog. Hieronder leest u de 4e blog van oud-bestuurder Martin Boekholdt.

MET DE BILLEN BLOOT

Het leven van een organisatie die 100 jaar bestaat verloopt niet steeds in een rechte lijn en rimpelloos. Onvermijdelijk zijn er momenten waarin zich belangrijke veranderingen voor doen. Ze luiden voor de organisatie een nieuwe fase in. Men gaat dingen vanuit de eigen ambitie of onder druk van externe omstandigheden echt anders doen. Voor Vereniging Het Zonnehuis (nu Jo Visser fonds) was de splitsing tussen de Vereniging en de zes Zonnehuizen (de zorgorganisatie) in de jaren negentig van de vorige eeuw zo’n moment. Tot dan werden de Zonnehuizen bestuurd vanuit de Vereniging met duizenden leden waarvan velen als vrijwilliger actief in de Zonnehuizen. Maar bij de splitsing zijn de Zonnehuizen ondergebracht in een aparte Stichting en werd de Vereniging vooral ondersteunend aan de Zonnehuizen. Het bestuur van de Vereniging en de Stichting bestond wel uit dezelfde personen. Er waren goede redenen voor deze verandering, zoals de invoering van de AWBZ waardoor de zorg uit publieke middelen werd gefinancierd die vermengd raakten met de private middelen van de Vereniging, de toenemende schaalgrootte van de zorgorganisatie, de toenemende complexiteit van de zorg en de vele fusies met verzorgingshuizen.

Maar met dit te begrijpen besluit is ook veel verloren gegaan, zowel wat betreft de unieke sfeer en betrokkenheid als de slagkracht. Eigenschappen die zo kenmerkend waren voor de Vereniging.

Die unieke sfeer en betrokkenheid heb ik nog mogen meemaken bij mijn aantreden op het moment van de splitsing als directeur van zowel Vereniging als Stichting. Het besturen van de Zonnehuizen vanuit de Vereniging betekende dat alle belangrijke beslissingen door de leden moesten worden genomen. Dat gebeurde op de ledenvergadering. Deze werd jaarlijks op een (meestal zonnige en zeer warme) zaterdag in juni gehouden, op toerbeurt in een van de Zonnehuizen. Honderd tot tweehonderd leden uit het gehele land kwamen in de ochtend bijeen. Vaak eenvoudige mensen met een reformatorische achtergrond. Voor sommigen was het een jaarlijks uitje. Na koffie met gebak begon de vergadering. Ik nam dan als directeur samen met de voorzitter en de penningmeester van het bestuur plaats achter een tafel op het toneel van de recreatiezaal, waarna de vergadering begon. Alle jaarstukken en de ontwikkelingen in de Zonnehuizen werden toegelicht en met de leden besproken. De reacties van de leden waren meestal positief kritisch waarbij opviel hoe zorgvuldig ze de stukken hadden bestudeerd en hoezeer ze zich betrokken voelden van het wel en wee in de Zonnehuizen. En natuurlijk waren er de vaste vragenstellers en was er af en toe gezeur. Maar dat deed niet af aan het constructieve klimaat van de bespreking. Als directeur moest je in deze bespreking “met de billen bloot”. Dat was prima want het houdt je scherp. Je weet waarvoor je alles doet. Na deze vergadering was er een uitgebreide maaltijd, voor de meesten voorafgegaan door enkele borrels, waarbij het ontvangende Zonnehuis er een eer in stelde een zeer uitgebreide maaltijd te serveren.

Na deze maaltijd kwam de volgende uitdaging. In de middag, het was inmiddels behoorlijk warm in de zaal en vanwege de zon waren de gordijnen dicht, werd er een lezing gehouden over ontwikkelingen in de zorg voor kwetsbare ouderen in de Zonnehuizen. Ik heb deze lezing vaak mogen houden. Naast het goed willen overbrengen van de inhoud was het ook een gevecht tegen de dip bij velen na de copieuze maaltijd. Maar ook hier weer vaak zeer betrokken discussies met de leden waarbij je als inleider goed je best moest doen. Aan het einde van de middag ging iedereen na een kop koffie of thee weer naar huis.

Je kunt deze toogdagen afdoen als nostalgie. Dat is het voor een deel ook. Maar er is ook veel belangrijks verloren gegaan, ten koste van een door managers en bureaucraten gedomineerde publieke zorg voor kwetsbare mensen. De Vereniging was een burgerinitiatief.  Ze belichaamde draagvlak en betrokkenheid. Duizenden burgers voelden zich met “hun” Zonnehuizen verbonden. Ze volgden de ontwikkelingen in de zorg en ze hadden er opvattingen over. De zorg had een maatschappelijk bedding. Juist tijdens corona in het afgelopen jaar is duidelijk geworden hoezeer het tegenwoordig aan zo’n bedding ontbreekt. De in ieder opzicht achterstelling van de zorg in verpleeghuizen vraagt om initiatieven van betrokken burgers die zich met slagkracht voor deze zorg inzetten. Dat heeft bijvoorbeeld het initiatief van Hugo Borst laten zien. Jammer dat in de afgelopen periode de potentie van de Vereniging als een maatschappelijk verankerde pleitbezorger voor en kritisch volger van de zorg voor kwetsbare ouderen onvoldoende is gezien.